Het Angelsaksische runengedicht

Hieronder de rijmpjes uit het Angelsaksische runengedicht voor de 24 runen die we gebruiken om mee te voorspellen.

Rijkdom (Fehu)  is een troost voor iedereen
Desalniettemin moet een ieder het vrijelijk schenken,
Als hij eer wil behalen in het aangezicht van de Heer.

De oeros (Uruz) is trots en heeft grote hoorns,
Hij is een wild beest en vecht met zijn hoorns,
Een groot rund van de veenmoerassen, hij is een moedig dier.

De doorn (Thurisaz)is buitensporig scherp,
Een onaangenaam ding voor elke ridder om aan te raken,
Zeldzaam scherp voor een ieder die middenin zit.

De mond (Asuz) is de bron van alle talen
Een bron van wijsheid en een steun voor alle wijze mannen,
Een zegen en een vreugde voor iedere ridder.

Rijden (Raido)  lijkt makkelijk voor iedere strijder terwijl hij binnen zit.
En erg dapper voor hem die de grote wegen bereist,
Op de rug van een groot paard.

De toorts (Kenaz) wordt herkend door iedere levende aan zijn bleke, heldere vlam,
Hij brandt altijd waar prinsen binnenshuis aanwezig zijn.

Gelukzaligheid (Wunjo) kent hij die geen lijden, verdriet of angst kent,
En welvaart, geluk en een goed genoeg huis heeft.

Vrijgevigheid (Gebo) strekt tot geloof en eer, die iemands waardigheid staven
Het verschaft hulp en bestaansmiddelen
Aan alle armen die verstoken zijn van alles.

Hagel (Hagalaz) is het witste graan,
Het wordt geslingerd uit het hemelgewelf
En wordt heen en weer geslingerd door windvlagen
En dan smelt het en wordt het water.

Moeilijkheden (Naudiz) drukken zwaar op het hart,
Desalniettemin bewijst het vaak een bron van hulp en redding te zijn
Voor de mensenkinderen, voor iedereen die er op tijd acht op slaat.

IJs (Isa) is erg koud en immens glad,
Het schittert helder als glas en nog het meest als edelstenen,
Het is een vloer gewrocht door de vorst, mooi om naar te kijken.

Ger (Jera in de betekenis van zomer)  is een vreugde voor de mensheid, wanneer God, de heilige Koning van de Hemel
De aarde glanzend fruit laat voortbrengen
Voor rijk en arm gelijk.

De taxus (Eiwaz) is een boom met een ruwe bast,
Hard en stevig in de aarde, gesteund door zijn wortels,
Een beveiliging tegen bliksem, en een vreugde op een landgoed.

Pertho is een bron van recreatie en amusement voor de edelen,
Waar strijders onbezorgd samen zitten in de eetzaal.

De zon (Sowulo) is altijd een bron van vreugde in de verwachting van zeevaarders,
Wanneer zij uitvaren over het bad van de vissen
Tot het paard van de zee hen weer aan land brengt.

De Berk (Berkana) draagt geen vruchten, en toch, zonder zaad, vormt het uitlopers
Want hij ontstaat uit zijn bladeren.
Zijn takken zijn prachtig en ook zijn imposante,
in de lucht reikende, kruin, is luisterrijk getooid

Het paard (Ehwaz)  is een vreugde voor prinsen in de aanwezigheid van strijders
Een ros dat trots staat op zijn hoeven,
Terwijl rijke mannen in het zadel over hem spreken,
En een bron van troost voor de rusteloze.

Een opgewekt persoon (Mannaz)  is kostbaar voor zijn verwanten
Toch is iedereen gedoemd om zijn makker te falen
Omdat de Heer, bij zijn decreet, het vergankelijke, rottend vlees naar de aarde verwijst.

De oceaan (Laguz) lijkt oneindig voor de mens
Als hij zich in het rollende bootje begeeft
En de golven van de zee jagen hem angst aan
En het paard van de zee geen acht slaat op zijn teugels

Ing (Inguz) was eerst bij de Oost-Denen gezien, zo wordt gezegd,
En later vertrok hij over de golven, gevolgd door zijn zegewagen,
En daarom wordt deze held Heardingas genoemd.

Een landgoed (Othila)  is kostbaar voor ieder mens,
Wanneer hij in zijn huis kan genieten
Van alles wat goed en juist is in constante welvaart

De dag (Dagaz), het glorieuze licht van de schepper, door de Heer gezonden,
Geliefd door de mensheid, en een bron van hoop en geluk voor rijk en arm,
En dienstbaar aan allen.