Tyr ketent Fenrir en verliest daarbij zijn hand
Omdat de goden vreesden dat de reusachtige wolf Fenrir ooit een groot gevaar voor hen zou worden, besloten ze hem te ketenen, iets wat zonder Tyrs moed nooit was volbracht.
De goden zagen met lede ogen aan hoe groot Fenrir – een van de kwaadaardige kinderen van Loki – werd, en besloten hem ten slotte vast te leggen. Ze vonden een sterke ketting, die Laeding heette, en vroegen de wolf of hij zijn krachten op de keten wilde beproeven. Fenrir had geen hoge dunk van Laeding; hij liet zich gewillig ketenen en brak meteen weer los.
Daarop smeedden de goden Dromi, een ketting die twee keer zo sterk was, en haalden de wolf over het nog eens te proberen. Ze zeiden dat hij beroemd zou worden als hij Dromi kon verbreken. Fenrir wierp ook Dromi zonder problemen af. De Asen begonnen te vrezen dat niets Fenrir in bedwang kon houden.
Toen stuurde Odin Freyrs dienaar Skirnir naar de dwergen, die op zijn verzoek een derde ketting maakten, Gleipnir. Deze keten was glad en zacht als een zijden lint, maar bedrieglijk sterk. Fenrir bekeek de keten van alle kanten en zei:
“Ik denk niet dat ik naam kan maken door zo’n dun lint te verbreken, en als hier toverkunst aan te pas is gekomen, dan gaat hij niet om mijn poten, al is hij nog zo dun.” Hij dacht even na en zei toen: “Als ik mezelf niet kan bevrijden, zal het lang duren voordat jullie me losmaken. Maar ik wil geen lafaard lijken, dus ik doe mee aan dit spel – als een van jullie als bewijs van goede trouw zijn hand in mijn bek steekt.”
Geen van de goden wilde dat risico lopen, totdat Tyr aanbood zijn rechterhand in Fenrirs bek te steken. Toen liet de wolf zich vastbinden, maar zodra hij zich wilde bevrijden, merkte hij dat hoe harder hij worstelde de keten alleen maar sterker werd. Alle Asen lachten – behalve Tyr, die zijn hand verloor toen Fenrirs wrede kaken dichtklapten.